‘Wat voor mens moet ik eigenlijk zijn?’, verzucht Brand halverwege Kleine Teun. Hij is aan het denken gezet door Lena, een jonge onderwijzeres uit de stad, die hem thuis komt leren lezen en schrijven. Zijn vrouw Keet is namelijk zat dat haar man analfabeet is. Ze moet daardoor altijd de ondertiteling van de televisie voorlezen.
Al snel merkt Keet dat er meer is tussen Brand en Lena. Argwanend als ze is, houdt ze de twee scherp in de gaten. Gaandeweg groeit er in Keets hoofd een duister plan. Ze drijft Brand juist in de armen van Lena, zodat hun liefde de tijd krijgt om te gaan ‘rotten’.
Het echtpaar maakt Lena wijs dat ze broer en zus zijn. Als Keet op een gegeven moment een kind wil, stelt ze voor om Lena als draagmoeder te gebruiken. Zelf is ze immers te oud om nog kinderen te krijgen. Lena bevalt van kleine Teun. Vanaf dat moment lopen de zaken drastisch uit de hand.